Identiteit bij Tweelingen

Misschien wel het meest interessante aan tweelingen, en het meest relevant voor de gevolgen van tweelingverlies is dat tweelingen hun identiteit ontwikkelen langs patronen die zich onderscheiden van eenlingen.

Dubbele binding

Tweelingen hebben net als eenlingen een eigen identiteit. Het verschil met eenlingen is echter, dat tweelingen daarnaast een tweeling identiteit ontwikkelen. Die ontwikkeling begint al in de baarmoeder, waar de eerste tekenen van bewustzijn, gepaard gaan met het bewust zijn van elkaars aanwezigheid, en de ontwikkeling van een gezamenlijke band. Die gezamenlijke band ontwikkelt zich tot een tweelingidentiteit. Deze tweelingidentiteit wordt gevormd door de twee persoonlijke identiteiten, die samen één identiteit vormen. Voor elk karakter eigenschap is er binnen de tweeling een soort balans, de een iets meer van dit, de ander iets meer van dat. Dit is de identiteit die de “tweeling” naar de buitenwereld toe lijkt uit te dragen. Binnen deze identiteit is er ruimte voor de ontwikkeling van een persoonlijke identiteit. De persoonlijke identiteit is in de aanvang ondergeschikt aan de tweeling identiteit. Naarmate je ouder word en meer zelfstandig gaat functioneren, lijkt de invloed van het tweeling zijn minder te worden. Veel tweelingen ervaren op een later stadium in hun leven, vooral in de pubertijd en zeker na het verlies, dan ook een zoektocht naar de eigen identiteit, waar nogal eens zware strijd aan vast kan zitten.

Het komt voor dat tweelingen in de wieg al elk een eigen karakter hebben, maar net als bij eenlingen worden de grootste stappen in de ontwikkeling genomen in de pubertijd. In deze periode zullen ook tweelingen zoeken naar een eigen identiteit, dat voor tweelingen een stuk moeilijker en ook verwarrend kan zijn. Echter is bij tweelingen de uitkomst daarvan voor de rest van hun leven minder bepalend dan voor eenlingen. Zo zien we dat als tweelingen het ouderlijk huis verlaten en zelfstandig gaan leven, de band met hun tweelinghelft vaak hechter gaat worden dan in de pubertijd, dit vooral omdat de behoefte zich te onderscheiden dan wegvalt.

Ook na het verlies van een tweelingbroer of tweelingzus zien we bij lotgenoten veranderingen in hun eigen identiteit, 80% zal aangeven dit gemerkt te hebben. Deze verandering komen grotendeels voort uit de kenmerkende verlies eigenschappen bij tweelingen.

Identiteiten binnen de dubbele binding.

Onderzoek naar de ontwikkeling van tweelingen hebben verschillende groepen met specifieke patronen kunnen onderscheiden, elke groep heeft kenmerkende eigenschappen die niet alleen in de ontwikkeling, maar ook van invloed blijken te zijn op hoe zij met het verlies omgaan. Het gaat hierbij om het type tweeling als geheel.

Eenheid identiteit.

Dit patroon wordt gekenmerkt door een gefuseerde identiteit waar elke tweeling denkt als de helft van een hele persoonlijkheid. Deze tweelingen vinden scheiding uiterst pijnlijk, en indien mogelijk willen zij hun leven samen doorbrengen.

Onafhankelijke identiteit.

Deze tweelingen zijn elkaars beste vrienden, kijken naar elkaar voor hun primaire steun, en de ontwikkeling van andere relaties. Ze zijn echte vrienden en zijn afhankelijk van elkaar voor het delen van een gezonde symbiotische relatie. Scheiding is voor deze tweelingen zwaar, maar zij kunnen zich vrij goed aanpassen.

Split identiteit.

Tweelingen die ongelijkheden tussen elkaar zien, en die definiëren als polaire tegenstellingen, kunnen zich gebonden voelen, maar vertrouwen elkaar niet in alles. Meestal zien ze één als “goed” en de ander als “slecht”. De overgewaardeerde tweelinghelft ervaart een soort opluchting bij een scheiding, omdat deze tweeling de slechte delen van zijn of haar identiteit heeft verloren. Echter, deze overlevende tweeling heeft het tweeling zijn nog nodig om de goede kwaliteiten van zichzelf bevestigd te zien. De ondergewaardeerde tweeling ervaart bij scheiding vaak angst en depressie, omdat deze tweeling de goede onderdelen van zichzelf heeft verloren. Waardoor het lijkt alsof er nooit sprake is geweest van een eigen identiteit. Deze overlevende tweeling ervaart het leven vaak als inadequaat, tenzij er sprake kan zijn van een passende rol in een relatie of de familie.

Ongelijke tweelingen.

De een neemt meestal het initiatief terwijl de ander er een beetje achteraan hobbelt. Vaak draait voor de leider na het verlies het gedragspatroon ineens om, en worden ze onzeker, trekken zich vaak terug uit het sociale leven, voelen zich ook eenzaam, leeg en verloren. Volgers vallen na het verlies vaak in een diepe depressie en/of een identiteitscrisis, denken dat zij niet de kracht hebben om zelfstandig te kunnen functioneren.

Geïdealiseerde identiteit.

Tweeling zijn is het belangrijkste aspect van deze tweelingen in hun leven, zij zijn trots op deze unieke relatie. Zij kunnen het niet eens zijn over gedachten en gevoelens, maar ze staan voor de wereld als één team. Scheiding van elkaar is niet te moeilijk, maar zij zullen altijd gehecht blijven aan hun tweelinghelft. Maar het tweeling zijn is net iets belangrijker dan de tweelingbroer of zus.

Concurrerende identiteit.

Deze tweelingen hebben een sterke emphatische band met elkaar, en stimuleren elkaar door concurrentie in hun verwezenlijkingen en ontwikkelen van nauwe, blijvende relaties met anderen. De identiteit van elke tweeling ontwikkelt zich parallel met dat van de andere, maar elk behoudt een waardering voor de verschillen tussen hen. Als geheel hebben de concurrerende tweelingen de meeste potentie voor groei buiten het tweeling zijn. Concurrerende tweelingen ontwikkelen intimiteit met andere mensen, maar ze vinden altijd de meeste troost en steun in elkaars aanwezigheid.

Verwant beslag identiteit.

Deze tweelingen ontwikkelen zeer aparte identiteiten, en ervaren het tweeling zijn als van een relatie die vergelijkbaar is met die van hechte broers en zussen, waardoor scheiding vergelijkbaar is met die tussen niet tweeling broers en zussen.

Gevolgen van de dubbele binding.

Zoals te zien is in deze korte samenvatting kan de identiteitontwikkeling bij tweelingen nogal uiteenlopen, ook de gevolgen van het verlies van een tweelinghelft kunnen heel divers zijn. Het moge duidelijk zijn dat er bij tweelingen in de ontwikkeling meer speelt dan het aantal eicellen. Het is dan ook belangrijk te begrijpen dat ongeacht het tweeling type, het verlies van een tweelinghelft anders is dan andere vormen van verlies, zeker anders dan het verlies bij eenling broers en zussen. Door de dubbele binding identiteit van tweelingen ontstaat er bij verlies dan ook bijna altijd een gevoel van verlies aan identiteit, ook aan verlies van de eigen identiteit. 80% van de lotgenoten vertellen dat zij daar in meer of mindere mate moeite mee hebben gehad. Hoe belangrijk de tweelingidentiteit is, en de noodzaak deze ook na het verlies in stand te houden, blijkt uit het feit dat veel tweelingen na het verlies karakter eigenschappen en gedragingen overnemen, (fusie van identiteit) die voorheen aan de ander toegeschreven konden worden.

Tweelinggevoel.

Een voor tweelingen bekend gevoel dat eenlingen niet kennen is het tweelinggevoel, een gevoel dat aan eenlingen niet of nauwelijks uit te leggen valt. Beschrijvingen van het tweelinggevoel lopen dan ook sterk uiteen. “ik zou niet weten hoe ik het uit moet leggen, als je tweeling bent dan heb je het gewoon, dat tweelinggevoel”. Een onvoorwaardelijke liefde, één zijn met elkaar, door de bijzondere manier van communicatie aan een half woord of een enkele blik genoeg hebben om te begrijpen en begrepen te worden, altijd iemand om op terug te vallen, steun en toeverlaat, een diepe zielsverbinding, wij gevoel, ook als de onderlinge verschillen groot zijn en er veel conflicten zijn is er een speciaal soort verbondenheid. “Wij hadden onderling best vaak ruzie, en het kon er hard aan toe gaan, maar naar buiten toe waren we altijd één gesloten front”.

De invloed van het tweeling zijn, is dan ook enorm, het heeft je altijd gevormd. Die invloed was er al voor de geboorte. Dat je eens als tweeling geboren bent had en blijft invloed hebben op wie je bent. “Ik kan me wel voorstellen dat mensen het vreemd vinden dat ik me verbonden voel met iemand die ik amper heb gekend”. Het delen van een tweeling identiteit is wat tweelingen zo bijzonder maakt, en waardoor zij tot de verbeelding spreken. “ik weet niet hoe het is om eenling te zijn, dan kan ik ook niet vergelijken”.

Het meest opmerkelijke aan het tweelinggevoel is toch wel dat lotgenoten aangeven dat het ook na het overlijden van de ander aanwezig blijft. “Al is het verlies voor mij al lang geleden, ik ben tot de ontdekking gekomen dat het tweelinggevoel is gebleven”, “Eigenlijk is het tweelinggevoel voor mij nooit weg geweest”.

Wij denken.

Tweelingen zijn van nature wij denkers, wij voelers en wij doeners, als tweelingen samen een opdracht uitvoeren zullen zij dat sneller en beter doen dan twee eenlingen. Ook na het verlies blijven lotgenoten vaak in de wij-vorm denken, op zich is daar niet veel op tegen, tegelijkertijd zit er natuurlijk wel een risico aan vast dat je met wij denken het verlies ontkent, en daardoor het rouwproces uitstelt. Wij denken kan er ook aan bijdragen dat een lotgenoot de gevolgen van het verlies in stand blijft houden ( vooral de leegte, eenzaamheid en dissociatie). In deze vormen is wij denken niet echt gezond te noemen. Vooral onder hulpverleners is er nogal een de misvatting dat lotgenoten zich met hun overleden tweelinghelft identificeren en associëren, dat is niet helemaal juist, tweelingen zijn één met elkaar. Pogingen van lotgenoten en hulpverleners die gericht zijn op onthechting zijn dan ook gedoemd te mislukken. Zo zal van de lotgenoten die professionele hulp zochten 80% aangeven dat zij niet de hulp vonden die ze nodig hadden.

Bijna alle lotgenoten zullen dan ook (soms na een jarenlange zware strijd om eenling te worden) tot de ontdekking komen dat zij tweeling zijn gebleven. Ondersteuning aan lotgenoten zal dan ook meer gericht moeten zijn op het innemen van een andere positie binnen de tweeling die zij zijn gebleven.