Kenmerken Tweelingverlies

Kenmerkende gevolgen van tweelingverlies.

Net als andere nabestaanden heeft het verlies van een tweelinghelft nogal wat gevolgen zoals: slapeloosheid, woede, angst en depressie, shock en verwarring, leegte en eenzaamheid. “Vooral de eenzaamheid heeft me hard geraakt, ik kende dat gevoel helemaal niet, er was gewoon altijd iemand in je gevoel bij je”. Tweederde van de lotgenoten geven aan dat zij te maken hebben gehad met een soms diepzittend schuldgevoel. Ook zij die hun tweelinghelft niet of nauwelijks bewust hebben gekend geven vaak aan een diepzittend schuldgevoel met zich mee te dragen. “ik weet nog dat ik me als kind vaak schuldig voelde, zonder nu precies te weten waaraan!, misschien wel aan de hele situatie thuis, pas later toen ik het eenmaal wist begreep ik dat het met mijn verlies te maken had”. Door de speciale tweelingband ontstaat er bijna altijd een grote leegte en eenzaamheid, zelfs bij hen die dachten dat de onderlinge band niet zo hecht was. “al vanaf het moment van haar overlijden voel ik me vaak leeg van binnen”. Naast de gevoelens die ook bij andere nabestaanden voorkomen zijn er voor lotgenoten ook gevolgen die onderscheidend zijn van andere nabestaanden, gevolgen die voor tweelingen kenmerkend zijn te noemen.

specifieke kenmerken.

De Amerikaanse psychiater George Engel, die zelf een tweelingbroer verloor, vond drie factoren die het verlies van een tweelinghelft onderscheidt van andere vormen van verlies.

– Vage ego grenzen (waaronder verwarring over wie er overleden is).
– Verlies van (de tweeling) identiteit (wie ben ik, ben ik nog tweeling?).
– Een gevoel van versmelting met de overleden tweelingbroer of tweelingzus (fusie van identiteiten).

Daarnaast zijn er uit onderzoeken naar rouw en verwerking bij tweelingen ondertussen nog meer specifieke kenmerken bekend geworden, die we op deze pagina ook zullen benoemen.

Vage ego grenzen.

Bij tweelingen is door het tweelinggevoel het verschil tussen mij en wij meestal toch al niet zo scherp. In de periode rondom het overlijden is die grens vaak nog een stuk minder scherp dan normaal en kan vervagen. Als er sprake is van ziekte wordt de toch al bijzondere tweelingband nog eens extra strak aangetrokken. Ook als er sprake is van een onverwacht overlijden vertellen lotgenoten dat de ego grenzen in deze periode nogal vaag konden zijn. Het vervagen van deze ego grens kan bij tweelingen die de ander zagen of voelde sterven zelfs tot gevolg hebben dat het soms niet helemaal duidelijk is wie van de twee is overleden, en kan tot grote verwarring leiden, dit kan soms tot lang na het overlijden blijven duren. Het kan er ook voor zorgen dat het heel lang kan duren eer het verlies erkent en geaccepteerd kan worden.
Verlies van identiteit.

Omdat tweelingen nu eenmaal een sterke band elkaar hebben, en de opbouw van een persoonlijke identiteit met elkaar in verband staat zal het verlies leiden tot een verandering in de eigen identiteit. Veel lotgenoten kunnen daardoor in een identiteitscrisis komen. Een grote meerderheid van de lotgenoten vertellen dat zij met de ander ook een deel van zichzelf hebben verloren. “Veel tweelingen vertellen dat zij voelde dat zij een (groot) deel van zichzelf hebben verloren. 80% procent geeft aan dat zij een andere identiteit moesten ontwikkelen” (Case, 1991; v.d. Pol, 2008). Ook het verlies van de speciale status die je als tweeling in je omgeving hebt is voor lotgenoten vaak een moeilijk proces.

“ik heb mezelf helemaal opnieuw moeten leren kennen en ontwikkelen”.

Fusie van identiteiten.

Een van de meest fascinerende gevolgen van tweelingverlies is de fusie van identiteiten, het schijnbaar samensmelten met de overledene. Dit zal er in veel gevallen toe leiden dat een lotgenoot gedrag, gewoontes en eigenschappen zal overnemen die voorheen aan de ander konden worden toegeschreven. Bij tweelingen waarvan de karakters al dicht bij elkaar lagen valt dit meestal niet zo op, bij tweelingen die schijnbaar ver uit elkaar lagen is het nog het meest opvallend. 60% procent zal vertellen dat zij dit in zichzelf gemerkt hebben.

“ik merkte dat ik steeds meer op haar ging lijken, typische dingen van haar had overgenomen, gedrag, opmerkingen en zelfs dingen waar ik me voorheen aan ergerde”.

Dit komt voor een deel voort uit het tweelinggevoel, dat ook na het overlijden in een andere vorm blijft voortbestaan. Ook de noodzaak en behoefte om het tweeling zijn in stand te houden speelt daar in mee. Daarbij zal een overgrote meerderheid van lotgenoten vertellen dat een deel van de overledene bij hen achter is gebleven. “we zijn nog steeds onlosmakelijk aan elkaar verbonden”, “een deel van haar gaat met mij mee”, “Hij leeft voort in mij”. Bijna alle lotgenoten komen er na een vaak moeizame strijd om eenling te worden uiteindelijk toch achter dat zij tweeling zijn gebleven. Dat valt aan mensen die alleen geboren zijn, net als het tweelinggevoel niet uit te leggen. Omdat lotgenoten daardoor binnen de tweeling die zij voorheen met twee personen waren nu voor zichzelf een andere positie moeten innemen kan dat een moeilijk en langdurig proces zijn.

“Ja, ik ben nu dan wel alleen, maar nog steeds tweeling”.

Verjaardagen.

Verjaardagen, sterfdagen, feestdagen en andere jaarlijks terugkerende vieringen blijven voor lotgenoten moeilijk om door te komen, op deze dagen komt het gemis en het verdriet vaak terug (Engel, 1975). Vooral verjaardagen zijn zwaar omdat symbolisch het leven wordt gevierd met het besef dat de verloren tweelinghelft daar geen deel meer van uitmaakt (Segal et al. 2002). “Al in de periode voorafgaand aan mijn verjaardag komt er toch steeds weer veel naar boven”. Ook voor kinderen, zelfs zij die de andere niet of nauwelijks bewust gekend hebben, blijven dit moeilijke dagen (Balk, 1983), die met gemengde gevoelens van vreugde en verdriet gepaard gaan. “Voor de kinderen op school vierde ik mijn verjaardag wel, dan was iedereen vrolijk, behalve ik”.

Het bovenstaande betreft nagenoeg alle tweelingen die hun tweelinghelft verliezen, ondanks dat zijn er natuurlijk ook verschillen in leeftijd en levenservaring, die van invloed kunnen zijn op de verliesbeleving, en dat misschien wel extra zwaar kunnen maken, en in veel gevallen vooral door misverstanden en onwetendheid in de omgeving niet voldoende begrepen wordt. Waarbij wel opgemerkt moet worden dat wat voor de ene groep van toepassing is, ook in hoge mate voor andere groepen opgaat. Het zijn nu juist de enorme overlap, en de overeenkomsten die zo treffend zijn.

Tweelingen blijven tweelingen.

Voor wie zelf geen tweeling is komt het misschien wat vreemd over, maar tweelingen vertellen dat zij ook na het verlies tweeling zijn gebleven. “Een tweeling heeft nodig dat men een tweeling mag blijven en ook zo genoemd wordt” (v.d. Pol, 2008). “het komt nog wel eens voor dat iemand mij met haar naam aanspreekt, dan zie je ze soms schrikken, eigenlijk vind ik dat niet erg, het geeft mij het gevoel nog tweeling te zijn”.
Loslaten is voor tweelingen niet mogelijk.

Ondertussen moge het wel duidelijk zijn dat tweelingen door het tweelinggevoel en het delen van een tweelingidentiteit zo diep in elkaar verweven zijn dat zij hun overleden tweelinghelft niet meer los kunnen laten. “als je zo lang een setje bent, ben je niet meer los verkrijgbaar”.
Goedbedoelde adviezen over een plaats geven en het loslaten, maar ook behandelingen die gericht zijn op loslaten en onthechten hebben dan maar ook maar een kleine kans van slagen. Ook daar ligt een deel van het vaak falen van de professionele hulpverlening.

“Zo diep met elkaar verbonden zijn, dat is blijvend”.

Andere overeenkomsten.

In de contacten met lotgenoten, in een forum, op bijeenkomsten, in contacten per email en in gesprekken is het ondanks dat er bij tweelingen grote verschillen zijn, het bij lotgenoten opmerkelijk dat er na het (verwerken van het) verlies meer overeenkomsten lijken te zijn dan verschillen:

-Er is geen merkbaar verschil in hoe lang geleden het verlies was! Iedereen heeft natuurlijk wel een rouwperiode die voor de één langer duurt dan voor de ander, en voor sommigen moeizamer verloopt, maar als je daar eenmaal doorheen bent vallen de verschillen weg.
-Er is weinig verschil in hoe lang je als tweeling samen bent geweest! Je zou denken dat de ander verliezen op latere leeftijd meer problemen geeft, maar dat blijkt niet zo te zijn, hierin speelt het tweelinggevoel een grotere rol dan tijd.
-Er is geen merkbaar verschil in hoe hecht de band geweest is! Wel hebben hechtere tweelingen doorgaans een langere rouw periode die ook vaak moeizamer verloopt, maar daarna vallen de verschillen ook weer weg, ook hier gaat het blijkbaar om het tweelinggevoel.
-Er is geen merkbaar verschil tussen de ervaringen van mannen en vrouwen! Terwijl je toch eigenlijk zou verwachten dat vrouwen gevoeliger zijn, of meer behoefte hebben erover te praten, dat blijkt dus niet zo te zijn, sterker nog als je namen en woorden als broer en zus weg laat, is vaak niet te stellen door en over wie het geschreven of verteld is. Bij bijeenkomsten zijn er ook nauwelijks verschillen te merken. De beschreven emoties komen sterk overeen.

Naast het gegeven dat tweelingen die niet samen opgroeien ook veel op elkaar lijken, zijn de overeenkomsten in verhalen en ervaringen van lotgenoten een sterke aanwijzing dat het tweeling zijn, het delen van de identiteit en het daaruit voortkomende tweelinggevoel een universeel gegeven is, dat op iedereen die tweeling is veel invloed heeft. En dus ook invloed heeft op hen die weinig of geen bewuste herinneringen aan de overleden tweelinghelft hebben.